Net als in het bedrijfsleven werkt een gemeente met een begroting, tussentijdse rapportages en een jaarrekening. Dit wordt ook wel het begrotingsproces of de planning & control cyclus genoemd.

Hoe werkt het begrotingsproces?

Het begrotingsproces is een doorlopend proces. Door regelmatig te kijken hoe het staat met de voortgang van de plannen en de bijbehorende kosten is het mogelijk om bij te sturen of nieuwe afspraken te maken wanneer dit nodig is.

Per raadsperiode van vier jaar stelt de raad een politieke termijnagenda op. Hierin staat wat de raad het belangrijkste vindt. Op basis van de politieke termijnagenda maakt het college van burgemeester en wethouders (B&W) een collegeprogramma voor een periode van vier jaar. In dit programma staat een eerste uitwerkingsrichting voor de onderwerpen uit de politieke termijnagenda. Daarnaast kan het college van B&W zelf onderwerpen toevoegen, die zij belangrijk vindt. Aan de hand van het collegeprogramma stelt het college van B&W jaarlijks een aantal vaste documenten op voor de raad.

Hieronder volgt een opsomming van deze documenten beginnende met het document wat als eerste wordt opgesteld door het college van B&W en vastgesteld door de raad. 

Kadernota

De raad stelt de kadernota jaarlijks in juni/juli vast. De kadernota wordt gebruikt als basis voor de begroting.

Begroting

In hetzelfde jaar als de kadernota stelt de raad de begroting vast. De raad moet de begroting jaarlijks vóór 15 november vaststellen.

Begrotingswijzigingen

De raad stelt jaarlijks 4 maal een bundeling begrotingswijzigingen vast. De vaststelling van de documenten vindt plaats in het jaar, waarop de begroting betrekking heeft. De raad stelt in april, juni-juli, oktober en december deze bundeling van begrotingswijzigingen vast.

Jaarrekening

Na afloop van het jaar stelt de raad de jaarrekening vast. Deze vaststelling gebeurt in het jaar volgend op het jaar, waarop de begroting betrekking had. De raad moet de jaarrekening jaarlijks vóór 15 juli vaststellen.